Achter de struiken klinken stemmen. Ze horen bij twee mannen die aan het werk zijn op het land. De een steekt zijn riek in de grond en haalt de aardappelen boven. De ander raapt ze bij elkaar en zorgt ervoor dat ze in een zak belanden. Je zou dat gekeuvel op het veld in een doosje willen vangen. Al was het maar omdat je het zelden meer hoort.
‘We zijn aan het zeumeren’, vertelt de oudste van de twee. Hij gaat rechtop staan en drukt zijn pet wat steviger op het hoofd. ‘Ik ben nu eenentachtig en ik doe dit al zeventig jaar. De boer is er blij mee, anders heeft hij volgend jaar de aardappelen tussen de maïs staan.’ De jongste vraagt zich af of ik de wetten van het zeumeren wel goed begrijp. ‘Kijk, u moet dit perceel zien als een A4-tje.’ Hij wijst naar de vier hoeken. ‘Ziet u die randen? Daar kan de boer met zijn machine niet goed bij. Zo helpen wij hem een handje.’
‘Komt u uit Nuth of woont u hier?’ Als ik de veldjutters zeg dat ik om de hoek woon, horen ze het onmiddellijk: dat is er eentje uit het noorden. En omdat ze net zo nieuwsgierig als ijverig zijn, vragen ze meteen honderduit. ‘Hoeveel mensen wonen er in Sevenum? Ligt het vlak bij Melderslo?’ Een van hen heeft vroeger wel eens in Noord-Limburg gewerkt. ‘En mevrouw, zal ik u eens wat zeggen? De mensen daar zijn veel sympathieker dan hier.’ Er zijn dagen die slechter beginnen.
Deze column is gepubliceerd in Dagblad de Limburger en het Limburgs Dagblad op 9 oktober 2015.
Hij zei mevrouw tegen me.
En hae had nog geliëk auk!
3x raden waar hij gewerkt had Hellen Stoter: in Venlo en Blerick. Dat heb ik dan maar even weggelaten 😉
🙂 🙂 🙂
Vroeger, als kind veel erpel gezeumerd, zakken vol. Leuk stukje!