Bam. Meteen als ik het station uitloop, sta ik oog in oog met een zeven meter hoog kunstwerk. Het maakt deel uit van een serie nieuwe fonteinen voor Friesland, ontworpen door kunstenaars uit de hele wereld. Allemaal te danken aan de competitie die Leeuwarden won en Maastricht -sorry dit moet even- verdomme niet: de strijd om de verkiezing tot culturele hoofdstad van Europa.
Witter dan wit schitteren de beelden voor het station in het Noorderlicht. Twee hoofden, opgetrokken uit kunsthars en marmerstof, rijzen op uit een denkbeeldig meer. Een jongen en een meisje. Hun gezichten naar elkaar toe gedraaid, de ogen sereen gesloten. De nevel reikt tot aan hun kin. Mooi en stil. Volgens de maker Jaume Plensa zijn de kinderen aan het dromen. In zijn ogen is ‘voor kinderen de toekomst een droom vol beloftes.’
Ik neem mij voor wat meer tijd uit te trekken voor het mistfontein, dan de schamele halve minuut, die u en ik doorgaans schijnen te besteden aan het bekijken van zelfs de grootste kunstwerken. Om eerlijk te zijn: ik hoop op een beloning voor dat langer kijken. Liefst in de vorm van een ingeving of een inzicht. Iets dieps, iets wat ik nog niet eerder heb gevoeld misschien. En waarover ik opgetogen naar huis kan bellen. ‘Weet je, ik stond daar bij dat fontein van Plensa je weet wel, die twee giga witte koppen op die foto, en raad eens wat er gebeurde?’ Maar nee. Ik had het me kunnen bedenken. Als je iets al te graag wil, komt het echt niet dichterbij. Daar kun je gif op nemen.
Wat hier naarmate de tijd verstrijkt wel dichterbij komt, is de 115 meter hoge kantoortoren van Achmea: een met zwarte platen bedekt fallussymbool uit de financiële wereld. Op steenworp afstand van het witte nevelsprookje staat hij zichzelf daar fier in de lucht te houden. Met een boodschap die van de gevel spat: zie toch, hoe wij elkaar hier mooi versterken.
Deze column is gepubliceerd in Dagblad de Limburger op 20 oktober 2018.