Op het station in Heerlen leer ik hem kennen. ’s Morgensvroeg op het perron. Een jonge man met een zachte blik en een verzorgd driedagenbaardje. Hij vraagt: ‘Is this train going to Aachen?’ Bij ‘this’ wijst hij naar het spoor voor ons, waar de trein elk moment kan binnenrijden. ‘Ich hoffe schon,’ zeg ik. Als we dan toch naar Duitsland gaan, kunnen we net zo goed proberen Duits te praten.
Vlak over de grens bij Landgraaf stopt de trein. We moeten eruit om over te stappen. Terwijl we wachten in de ijsregen vertelt de man hoe hij deze zomer van Syrië naar Duitsland is gekomen. In zijn stem geen zelfbeklag, wel optimisme. Grote plannen heeft hij. Zo gauw hij de taal beheerst, wil hij zijn vak weer oppakken. Architect. Hij wijst naar het stationnetje van Herzogenrath. Ik maak eruit op, dat het renoveren van oude gebouwen zijn specialiteit is. Hij glimlacht en knikt.
Over het leven als vluchteling in Duitsland zegt hij: ‘Ist kompliziert.’ Het klinkt als een verontschuldiging. Alsof hij niet onbeleefd wil zijn. Zijn ogen draaien weg naar boven. Hij zoekt naar andere woorden, maar die willen niet gevonden worden. Moeten we het over Keulen hebben? Lijkt me niet. Keulen hangt toch wel in de lucht. Niet gewoon als naam van die stad hier een eindje hogerop, maar als synoniem voor rottigheid. Rottigheid, waarvan we na vier weken, nog steeds de details niet kennen. En waarvan ik me afvraag of die überhaupt ooit komen bovendrijven. ‘Ist kompliziert ja,’ hoor mezelf zeggen, wensend dat ik wat beters wist.
Deze column is gepubliceerd in Dagblad de Limburger en het Limburgs Dagblad op 29 januari 2016.
Moeten we het over Keulen hebben? Lijkt me niet.
Hai Ank….prachtig, jouw colums…lees ze graag…xxx
Dank je wel Nicole Vaessen-Hundscheid. Fijn om te weten.
Die Mahlerei von Annemieke ist diese Woche auch kompliziert.
Gut kuchen Thij.