‘Hadden jullie eigenlijk een opvoedingsvisie toen jullie aan ons begonnen, of deden jullie maar wat?’ Zo te horen, beginnen volwassenen rond hun vijfentwintigste terug te blikken op hun jeugd. Interessant. Ik zag hem niet aankomen, deze vraag van onze dochter. Tsja, hoe hebben we die kuikens eigenlijk groot gekregen? Was het meer geluk dan wijsheid of juist andersom?
Bij het horen van de term ‘opvoedingsvisie’ begint er onmiddellijk een filmpje te lopen in mijn hoofd. Kijkt u even mee. Haan en Hennie, de gezinsleiders, discussiëren over zo’n visie. Het resultaat: een volzin met woorden als gezamenlijk, verantwoordelijk en optimaal. Die zin belandt eerst op papier en daarna in een kast. Die kast is een belangrijk beeld in de film, want even later loopt iemand daar naartoe en zegt met een nu-heb-ik-je-blik in de ogen: ‘Hier, kijk maar. Dit is -en daar was je zelf bij- wat in onze visie staat.’ Dus eh, een visie? Nee, daar deden we niet aan.
Wel hadden we, wat mij aangaat tenminste, twee heilige voornemens. 1) Ik zou (#jeugdtrauma) nooit zeggen: wacht maar tot je zélf kinderen hebt. En 2) We zouden de kleintjes niet dwingen iets te eten wat ze echt niet lustten. Met de nadruk op echt. Dit voornemen ontstond pas later. Op de dag dat het peuterbedje meer naar bloemkool dan naar peuter geurde, om precies te zijn.
Maar verder? Ach, als de bolle baby’s huilden, legden we ze gerust tegen alle voedingsadviezen in, nog eens aan. We lazen eindeloos voor uit ‘Noortje de koe’ en ‘Kikker is bang’, vooral omdat we dat zelf zo’n leuke boekjes vonden. En op kinderfeestjes werd er zonder gewetenswroeging, jaja heel genderbevestigend, met de jongetjes gevist en met de meisjes gebuikdanst. Dus of we maar wat deden? Hm, je zou bijna zeggen van wel.
Deze column is gepubliceerd in het Dagblad de Limburger op 18 augustus 2018.
Geweldig! Je zet me gelijk aan het denken…
🙂