Jules Deelder en Connie Palmen, dat is bepaald geen passend peper- en zoutstelletje. Zoveel hadden we al begrepen uit hun gesteggel aan tafel bij de talkshow van Jinek. Vier dagen nadat we de moeder in Jinek leerden kennen, is dichter Deelder te gast in Maastricht bij Poëzie aan de Maas. Hij oogt aandoenlijk vervaarlijk in zijn lange leren jas. Gelukkig heeft hij de tijd gevonden om zijn nagels die eerst nog zwart waren, nu zilverkleurig te lakken. Dat lijkt me alvast een goed teken.
Met een onvervalst Rotterdams accent in een tempo dat voor mijn Limburgse oren bijna niet is bij te benen, draagt hij voor uit eigen werk. Hij hapert niet één keer. Ook niet tijdens de voordracht van pareltje Voor Ari, geschreven voor zijn dochter toen ze twee jaar oud was. In de slotzin ‘de wereld draait rond en dat doettie nog lang’ klinkt even een geruststellende toon. Even. Want meteen daarna wordt hij weer de performer die overal schijt aan heeft. ‘Dit zal Connie ook wel een leeg gedicht vinden.’ Het publiek op de trappen van het Centre Céramique grinnikt. Niets leuker dan een fittie tussen schrijvende BN-ers. Zeker zolang er maar met woorden wordt geslagen.
In Maastricht is onder het toeziend oog van biebbaas Carin Klompen de stemming alles behalve rellerig. Deelder speelt noch voor rode lap noch voor stier. Relaxed onderuitgezakt ligt hij in zijn stoel op de eerste rij en luistert mee naar de andere dichters. Het lijkt me niet ondenkbaar dat hij sympathie voelt voor de verse winnaars van de Borderlines Euregion Poetry Slam. De jonge poëten die vandaag in zijn schaduw op het podium mogen staan.
Een van hen is de Antwerpse dichteres Els Dejonghe. Geen groot ego, geen maniertjes. Alleen plezier in taal. Al bij het uitspreken van haar eerste woorden verliest ze haar sprieterigheid en komt ze goed op stoom. Zin voor zin neemt ze je mee naar de plek waar ze je hebben wil. Afhaken is geen optie. Vastberaden is ze. Ze wil ons iets belangrijks tonen: de aanblik van een hulpeloze kever. Omdat die er toe doet. Of zou kùnnen doen misschien.
Deze column is gepubliceerd in de Limburgse kranten op 3 februari 2017.