Ik zat nog op de middelbare school toen het heel gewoon was als een klasgenootje veelbetekenend met de ene hand op de bovenkant van de andere hand klopte en tegelijkertijd dingen fluisterde als ‘kijk daar, die is van de verkeerde kant.’ Nu kijkt niemand er meer van op wanneer een collega of vriendin uit de kast komt. Het percentage Nederlanders dat nog raar doet over homoseksualiteit wordt steeds kleiner. Gelukkig. Wie weet komt er nog een tijd, dat het er echt helemaal niet meer toe doet of je homo of hetero bent. Dat het net zo gemakkelijk is om te zeggen: ‘o ja mam, ik ben trouwens lesbisch’ als ‘doe mij maar een frietje zuurvlees.’
Morgen vaart Defensieminister Jeanine Hennis-Plasschaert mee in het hoogtepunt van de gaypride in Amsterdam: de Canal Parade. Haar aanwezigheid staat voor: homoseksualiteit gaat prima samen met het dragen van een uniform. Een nieuwe mijlpaal voor de homo-emancipatiebeweging. Je zou bijna denken dat we in Nederland wel klaar zijn, zeker als je het vergelijkt met een land als Rusland. Probeer daar maar eens een homoparade over de grachten te laten uitvaren. Grote kans dat je binnen de kortste keren tussen vier muren liedjes met Pussy Riot zingt. Poetin wil namelijk de kinderen beschermen. Tegen enge staatsgevaarlijke punkzangeresjes en andere pussies.
De Nederlandse homobeweging dankt haar succes aan haar eigen inspanningen en ruimte die ze daarvoor kreeg. Ze verbindt kwetsbaarheid met kracht en lef: ‘Wij zijn anders en daar zijn we trots op.’ Hoezo pussies? Poetin moet van ver komen om te begrijpen dat dat juist ijzersterk is. Maar dat moesten wij, scholieren in de seventies, ook.
Deze column is gepubliceerd in Dagblad de Limburger en het Limburgs Dagblad op 2 augustus 2013