Ik had allang geen echte brief meer gehad. Dat speelde vast ook een rol. Is dat wel eens onderzocht? Of mensen die zelden meer brieven ontvangen, vanzelf een beetje blij worden als er nog eens eentje op de mat valt? Ik denk dat dat zo is. Maar ja, denken en zeker weten zijn twee verschillende dingen. Dus laat ik het bij mezelf houden. Afijn, een brief dus. In een witte envelop. Van een zekere Michiel Servaes. Die kende ik niet, maar het werd al snel duidelijk wie en wat hij is: de opvolger van Farah Karini, algemeen directeur van Oxfam Novib.
Oxfam Novib, de organisatie die mij doet denken aan wijlen mijn favoriete tante. Altijd op weg om daar te verschijnen waar ze het hardst nodig was. De veterschoenen stevig dichtgeknoopt, het haar in een grijze knot en op haar gezicht de uitdrukking van iemand die er vast van overtuigd is dat goed doen voor een ander beloond wordt. Ooit.
Opeens viel het me weer in. Vorig jaar stuurde Oxfam ook al een brief waarvan ik verrast had opgekeken. Een brief waarin de toenmalige directeur Karini repte over het wangedrag van Britse collega’s in Haïti. Die waren zich, tot haar grote ontsteltenis, te buiten gegaan aan seksfeesten waarbij minderjarige prostituees betrokken zouden zijn. Dat, in een gebied dat na de aardbeving in 2010 nog een grote puinhoop was. Ik herinner mij de oprechte schaamte die uit haar woorden sprak. En ook de beloofde beterschap en openheid van zaken.
Welnu, Oxfam heeft behoorlijk schoon schip gemaakt. De rotte appels zijn uit de mand. Gedragsregels zijn opgepoetst en er is een strenger wervingsbeleid voor nieuwe medewerkers. Een onafhankelijke onderzoekscommissie rapporteert over hoe de organisatie omgaat met wangedrag. Ik kan niet anders zeggen dan dat Oxfam zich aan haar woord houdt. Ze stelt zich kwetsbaar en open op. Mooi. Zo laat ze zien dat ze de eigenschappen bezit, die helpen bij het leren van fouten. Zoals gezegd: ik werd er helemaal blij van. Maar ja, een papieren brief hè.
Deze column is gepubliceerd in het Dagblad de Limburger op 2 februari 2019.