Als ik voor de lopende band sta en mijn mobiel en Ipad in de plastic bak leg, weet ik het al: ze moeten míj hebben.
Misschien ligt het aan mijn tegendraadse reistas. In de tijd dat ik hem kocht was het een onopvallend niemendalletje maar hier, op de luchthaven van Alicante tussen alle glimmende trolleys, wordt het opeens een exoot. Een gedateerde maar handige exoot, vooral vanwege die ritsen aan de buitenkant. Het kan ook zijn dat het aan mijn hoofd ligt. Als er ergens iets op te biechten of te bekennen valt, ben ik de eerste die vreemd met de mond begint te trekken, de neusvleugels wijd openzet en naar adem begint te happen. En dat terwijl ik zo braaf ben. Maar hoe vertel ik dat aan die korzelige señorita? Naarstig speur ik mijn hersenen af naar een vertrouwenwekkend zinnetje. Mijn zussen zijn al doorgelopen en staan een eindje verderop nietsvermoedend te kletsen. Het duurt even voordat ze in de gaten hebben dat ik de sjaak ben. Als een van hen naar mij toekomt, wordt ze meteen weggestuurd. Het is niet de bedoeling dat iemand die verdacht wordt van snode plannen, nog communiceert met anderen. Alle ritsen moeten open. In slowmotion gaan mijn spullen één voor één door señorita’s handen. Zelfs mijn onderbroeken worden beklopt, beknepen, bestreken en tegen het licht gehouden.
Vraag me niet waarom, maar opeens krijg ik erg veel zin om iets buitensporigs, iets raars te doen. Misschien is het daarom, dat ik als een blind konijn blijf staan als ze zegt: ‘Okay you. Finished.’
Deze column is gepubliceerd in Dagblad de Limburger en het Limburgs Dagblad op 29 mei 2015.
Ik zie het voor me hoe je daar staat! 🙂
De vrijdag begonnen met een lach. Leuke column!
Die neusvleugels Ank… zal het nooit vergeten, had je tig jaar geleden ook al! Geweldig verhaal!
Mooi verhaal en mooie tekeningen.
Haha, ik mis het ‘vuiltje’ 😛
@Lisette Stoter, dat staat nog in de week 😉